bosbouw

De geschiedenis van de Nederlandse bosbouw in vogelvlucht.

Het bos was altijd al een bron van brandhout en gebruiksmateriaal maar ook een plaats om vee te laten foerageren/grazen. Voor 1900 was het roofbouw afgewisseld met passieve herstelperiodes maar ook het herplanten van bossen allemaal op relatief kleine schaal een verrijking van het landschap door het ontstaan van diverse biotopen. In de twintigste eeuw zijn er grootschalig projecten uitgevoerd door Staatsbosbeheer. Mogelijk gemaakt door de inzet van machines. In de eenentwintigste eeuw is nog steeds is de inzet van Staatsbosbeheer massaler dan die van particulieren, stichtingen en bv natuurmonumenten.

Het bos getuigt nog steeds van het gebruik uit het verleden met kleinschalige elementen als;
Bospoelen, de meeste zijn door mens gecreëerd werden gebruikt voor het drenken van het vee. Maar ook de natuur zelf heeft de nodige laten ontstaan bv dobbe’s
Boswallen voor; bescherming, grensaanduiding, waterkering, verhoging voor drogere grond etc.
Greppels en sloten voor ontwatering.
Heuvels voor versterkingen en uitzichtposten of als begraafplaats.
Leemkuilen, leem was vroeger een bouwstof.
Ijzerkuilen, vroeger werd ijzer gewonnen uit de bovenste grondlaag is in Nederland praktisch allemaal weg.
Kuilen om houtskool te branden.
Hoedebossen met open plekken door de beweiding van vee, de meeste zijn verdwenen.
Etc.

In de 18 en 19 eeuw werd het bos(landschap) al wat grootschaliger ingericht als;
Hakhoutbos; brandstof en bv schors voor de leerlooierijen etc.
Spaartelgenbos, Bos waarbij men per stobbe één loot (of stam) heeft gespaard om deze te laten doorgroeien tot een opgaande boom na het in ongebruik raken van hakhout als brandstofleverancier etc.
Middenbos voor bouwmateriaal.
Hooghoutbos voor bouwmateriaal.
Landgoedbossen met sterren assen en wandelpadden.
Uitgeputte bossen werden langzaam heidevelden.

Enkele specifieke elementen die nu nog in het landschap zijn te vinden zijn; (bron; http://www.boshistorie.nl/index.html)
Strubbe; Een strubbe is een boom met meerdere stammen zonder dat er sprake is van een gezamenlijke stoof (veelal eik). De stammen kunnen meerdere meters van elkaar staan, maar wel tot dezelfde boom behoren. Strubben kunnen zijn ontstaan door een hakhoutverleden of onder invloed van (schapen)begrazing en het opstuiven van zand.
Holten; Holten bestaan uit opgaande bomen/spaartelgen (veelal eik) die zijn ontstaan uit hakhout. Holten komen voor langs de randen van essen.
Geriefbosje; Bosje dat bedoeld was om hout te leveren voor eigen gebruik door de boer.
Pestbosje; Geïsoleerd liggend bosje die gebruikt werden als begraafplaats van aan besmettelijke ziekten (m.n. miltvuur of runderpest) gestorven vee.
Grensbomen/scheiboom markeringsboom, vaak lindes.
Vlechtheg; Heg die door middel van het terugvlechten van takken of het leggen van de struiken ondoordringbaar wordt gemaakt voor bijvoorbeeld vee, wild of ongewenste bezoekers. Bij het leggen van de struik wordt de stam onderin ingekapt en de stam diagonaal ‘gelegd’.
Houtwal; Lijnvormige beplanting van opgaande bomen en struiken (mogelijk in hakhoutbeheer) op een aarden wal. Houtwallen liggen in het agrarisch landschap, buiten het bos.
Houtsingel; Lijnvormige beplanting van opgaande bomen en struiken (mogelijk in hakhoutbeheer) zonder wallichaam. Houtsingels liggen in het agrarisch landschap, buiten het bos.

In het begin van de twintigste eeuw is er echt op grote schaal herbost om de grote zandverstuivingen die waren ontstaan te beteugelen en om in de vraag voor de mijnbouw te kunnen voorzien. Toen de vraag voor de mijnbouw wegviel en het hout uit het buitenland goedkoop geïmporteerd werd. Werden veel bossen niet meer beheerd en/of de natuur moest zelf voor natuurlijke bossen zorgen. Nietsdoen beheer. Begin deze eeuw werd dit gedeeltelijk losgelaten en word er meer gekapt om de verjonging op gang te helpen er is meer begrip voor de processen die in het bos plaats vinden.

De bossen worden nu op vier manieren te beheerd;
Verjongingskap, er wordt zoveel gekapt dat er genoeg licht op de grond valt zodat bomen en struiken weer kunnen kiemen en groeien. Zonder dat het bosklimaat verdwijnt. De rand van een bos kan ook worden uitgedund, hoe verder in het bos hoe minder er wordt gekapt. Plenterkap, heel bewust bomen weg halen of laten staan om de gekozen bomen de volle ruimte te geven. Er zijn tal van manieren om in een bestaand bestand zoveel te kappen dat de verjonging opgang komt. Geen bos is gelijk dus ook niet de oplossingen.
Het massaal kappen van bos en het afgraven van de verrijkte bovenlaag. Zodat de natuur zelf weer een invulling kan geven. Er wordt weer bij niets begonnen bij de moergrond (ongerijpte grond, C laag).
Ook wordt nog steeds op kleine schaal traditioneel bosbouw toegepast vnl. door relatief kleine stichtingen en organisaties. Een stukje cultuurgeschiedenis. Met grove den of als hakhoutcultuur zeker ook een waardevolle toevoeging met een plant gemeenschap in de onder begroeiing.
Het nietsdoen is ook nog steeds een keuze mogelijkheid of gewoon gebrek aan geld? Maar bij bv een loofbos wat jaren lang beheerd is als hakhout is dit een prima mogelijkheid. (als er geen geld meer is voor behoud) Al kan een eiken bestand er decennia overdoen voor dat er sociale mortaliteit optreed.
Grote en kleinere grazers, door het eten van blad, zaailingen en bast van jonge planten etc. Creëren grazers open plekken in het bos. Maar ook door de ontlasting verrijken ze bepaalde plaatsen.  Reeën en herten horen bij deze groep. Zelfs konijnen en muizen kunnen invloed hebben.

95 % van onze bossen zijn door ons toedoen ontstaan door het type beheer of gewoon aangeplant voor houtproductie. Omschakeling naar een natuurlijk bos of een productie bos met natuurwaarde heeft in de praktijk een zet nodig. Er moeten voorwaarde gecreëerd worden voor verjonging, licht op de bodem van het bos met behoud van een bosklimaat of afgraven tot ongerijpte grond.

De eisen waaraan een modern bos moet voldoen
Natuurwaarde; leefruimte voor dieren en planten. Hoe meer biotopen hoe meer dieren en planten. Een biotoop moet wel een voldoende ruimte geven voor een gezonde populatie. Dit kan zijn van een dode beukenstam voor de tondelzwam. Of enkele hectares ruigte om roofvogels kans te geven om te jagen. Rustig “afgesloten gebied” voor roodwild.
Behoud van oerplanten, planten met ongestoorde genen. Als er een ziekte of een schimmel plaag ontstaat door het door selecteren van de mens. Wij selecteren vaak één zijdig op voor ons geschikte eigenschappen waardoor bomen minder resistent zijn tegen over ziektes en schimmelinfecties, bv de es. Er kan dan uit een oerplant resistente eigenschappen gehaald worden.
Recreatie; de boswandeling op zondag middag maar ook de natuurcamping etc.
Demping van het klimaat, CO2 opslag. Er is niet voor niets begin negentiende eeuw massaal herplant. Bossen breken de wind en hebben een buffer werking op regenwater en oppervlakte water etc. Bomen bestaan voor een groot deel uit koolstof.
Hout productie, vooral beuk, eik, groveden, Douglas en lariks hebben kwaliteitshout met een hoge bruikbaarheid en hout is een herwinbare grondstof. Die geoogst kan worden zonder dat de andere functies in het bos ingevaar komen zelfs een meerwaarde kunnen geven aan de natuurwaarde omdat de successie reeks deels wordt terug gedraaid. Een kans voor storingsplanten. Toch een ander effect als grazers.

De Marius Tonckens Stichting heeft bij Fluitenberg een stuk bos in beheer. Hier heeft ze een stuk in geplant met Grove Den (Pinus sylvestris).

aangeplant is de grove den, lariks wilg en es als zaailingen

aangeplant is de grove den, lariks wilg en es als zaailingen

Net zoals een heideveld een cultuurlandschap is is de bosbouw in Nederland ook van cultuurhistorische waarde en zijn er ook bosbouw bossen die een hoge natuurwaarde hebben. Zeker waarneer er een onderbegroeing in word gedoogd. Er zijn in Drenthe veel bossen en bosjes met berk, eik en brede stekelvaren die eigenlijk relicten zijn van vroegere hakhout culturen en of bosbouw met eiken. Maar al deze bossen hebben bijna altijd een wat diepere grondwaterstand. De grondwaterstand in het bos van de bovenste foto is redelijk hoog. Bosbouw op natte grond is nooit zo succes vol als op een droog stuk. De bomen worden ouder als ze goed kunnen wortelen. Op een natte grond kan er een heel waarde vol natuurlijk bos ontstaan dit type biotoop (venige grond in drenthe met een hoge grondwaterstand bebost) komt veel minder voor dan droge stukken. Ik vind het dan ook heel jammer dat de natuur niet zelf dit stuk terrein heeft mogen invullen. De Grove den groeit wel op natte grond maar wordt hier niet oud en komt veel beter tot zijn recht op droge arme gronden. Bosbouw op natte stukken is niet meer van deze tijd omdat het meeste hout toch al uit het buitenland komt en in ons dicht bevolkte land waar de natuur onder zware druk staat is dit toch wel een behoorlijk gemiste kans.

Vlakbij dit stuk licht een behoorlijk nat gedeelte wat door wijken wordt ingedeeld en begrensd. Deze stukken zijn beplant met eiken en lariks, maar allang niet meer beheerd. Er is dan ook sterfte van bomen vooral de lariks laat veel licht door gebrekkige kronen. Er is dan ook een onderbegroeing ontstaan van berk, lijsterbes, eiken brede, stekelvaren, kamperfoelie en bosbes. Een heel natuurlijke onderbegroeing met veel doodhout. Een heel hoge natuurwaarde.

Hier onder het stuk met lariks, deze staan gewoon te nat om goed uit te kunnen groeien.

Hier onder voormalig hakhout en middenhout beheer. Voor echt grote eiken is de standplaats te slecht.

 



Kassa vullen of bosonderhoud?

Alle douglasspar is gekapt wat overblijft is een kapvlakte waar de exoten als lariks en reuzenspar massaal gaan opkomen. Lange dunnen spichten die elkaar jaren lang gaan beconcurreren. Deze staan hier als zaadbron in de vorm van zaad producerende bomen. Als de opdrachtgever hier even had rond gelopen had hij gezien wat hier gaat gebeuren in vergelijkbare omstandigheden. Wat mij betreft konden deze 50 jaar oude douglas nog jaren blijven staan. Of de helft wegzagen. Rekening houden met wat er overblijft en uitgaan van de mogelijkheden. Alle stammen krijgen een nummer, zijn dan ook geld waard.

Zo kan het ook dit bos is gedund. De nieuwe zaailingen komen niet massaal op en er zijn er altijd een paar die groter zijn en uitgroeien tot bomen de sociale differentiatie werkt veel beter. Hier komt een levend bos waar niet alleen de houtopbrengst maar ook de natuurwaarde en recreatie de aandacht krijgen.



Het spaarbankbos, aangeplant rond 1900 als een landgoedbos door de vereniging;Vereeniging ‘Hoogeveen’ tot Plaatselijke Bloei en Welvaart, met gelden van ‘De Spaarbank Hoogeveen’. Met als doelstelling een wandelbos ze omschreven dit als; Ter de geliefde ontspanningsplaats voor alle Hoogeveners. Of de gewone arbeider hier wel aan toe kwam betwijfel ik, de meeste werkten immers van licht tot donker.


Landgoedbossen werden aangelegd met een lanen stelsel van beuk en eik en vakvulling van bosbouw bomen zoals douglasspar, fijnspar, lariks, grove den, reuzenspar, hemlockspar, sitkaspar etc.De bovengenoemde soorten werden allemaal gebruikt en hier staan nog restanten van. De douglas en grove den komt nog het meest voor maar ook de eik en beuk zijn goed aanwezig. Ook van de tamme kastanje en rode beuk staan er redelijk wat exemplaren.

Na jaren van bosbouwbeheer is er de laatste decennia door gemeente Hoogeveen alleen gekapt om veiligheidsredenen of voor het instant houden van de trimbaan en wandelpaden. Er zijn diverse openplekken ontstaan door sterfte en ouderdom van de eerste boomlaag. Met gevolg dat er een mooie onder begroeiing is ontstaan van de gebruikelijke soorten waar de lijsterbes het meest van voorkomt maar natuurlijk ook de berk en vuilboom en drentse krent. Het bos kent ook een gedeelte met zandduinen en een heel arme zandgrond. Hier is grove den op geplant. Dit gedeelte heeft een heel natuurlijk beplanting gekregen van berk, vuilboom, eik en lijsterbes in verschillende samenstelling en leeftijd. Redelijk uitgegroeide exemplaren maar ook kleinere op de armste plaatsen. Dit bos laat eigenlijk zien wat er kan gebeuren met een productie of bosbouw bos na een periode met heel extensief beheer of plenterkap. Hierbij wordt gekapt met aandacht voor wat er achterblijft. Heel anders dan de veldslagen die nu in veel bossen aangericht worden. Er zijn heel veel definities en parameters over een natuurlijk bos, zelf hanteer ik het geluid van de vogels. Hier in dit bos is er elke avond een heel concert van.


De volgende foto’s zijn van voormalig bosbouw met naaldhout soorten; douglash, lariks, fijnspar en sitkaspar. Ook enkele exemplaren van de hemlock en reuzenspar zijn aanwezig. Daar waar er braam onder de bomen groeit is het kroondak zo open geworden dat de gezondheid van de bomen aandacht vereist, de braam is een zoomplant. Een jaarlijkse meting van de stam omvang op een meter hoog is hier een goede manier voor. Het zijn grote hoge bomen met veel gewicht en hier is veel recreatie, de veiligheid mag dan ook niet in gevaar komen. In de onderlaag onder naaldbomen komt het meest voor; lijsterbes, berk, vuilboom, drentse krent, bospest brede stekelvaren en bramen.

De volgende foto’s zijn van het gedeelte met voormalige aanleg van groveden waar de natuurlijk beplanting van een gemengd bos met grove den is gaan groeien. In volgorde van voorkomen en belangrijkheid; grove den, eik, berk, vuilboom, lijsterbes, drentse krent, bospest en kamperfoelie.

De volgende foto’s zijn rond een open gehouden recreatie ruimte genomen de spontane onder begroeiing onder de grove den is goed te zien.

De volgende foto’s zijn van voormalig eiken hooghout(lange stammen voor balken en planken) waar een natuurlijke onderbeplanting onder gekomen is in volgorde van voorkomen en belangrijkheid; lijsterbes, berk, vuilboom, hulst, taxus soms wat drentse krent en bospest. Ook de beuken zaaien zich uit met de beukenlanen als zaadbron. Dit is een aanwijzing dat de grond lemig is, een lemige zandgrond. Op sommige plaatsen is de aangeplante beplanting praktisch verdwenen en is er natuurlijk bos ontstaan. Met eik en de al genoemde soorten. Een rode beuk en tamme kastanjes zijn bij de aanleg ook aangeplant waar van vooral de tamme kastanje zich uitzaait.



Jong bosbestand van grove dennen
Grove dennen bestanden die veranderen in een gemengd bos

Een Reactie op “bosbouw

  1. Arjan Zwart november 7, 2021 om 6:52 pm

    Beste mensen, leuke site met veel informatie. Maar ik kwam tóch een onjuistheid tegen. Een “Dobbe’ of ‘Dobber” is van oorsprong een plek waar de rivier bij een dijkdoorbraak het achterland in loop. Het water heeft op die plek vaak zo’n kracht dat er een diep ‘watergat’ ontstaat. Die gaten zijn zo diep dat het geen zin meer heeft om ze dicht te gooien. Vandaar dat bij de dijk bij zo’n watergat er omheen opnieuw wordt aan gelegd. We noemen die aantoonbare plekken in het landschap een Wiel. Hoe groter de dijkdoorbraak hoe groter het Wiel.
    Bij relatief kleine dijkdoorbraken kan het zo zijn dat er verlanding optreedt. Het Wiel groeit langzaam dicht. Door opeenhoping van plantenresten ontstaat er vervening. Niets anders dan een dik pakket drijvend plantmateriaal. Dergelijke plekken worden Dobbers genoemd. En inderdaad: heeft de dobber bij een vishengel, natuurkundig gezien, dezelfde functie. Bij de watersnoodramp in 1953 zijn er verscheidene van deze verlande wielen, door de massa van het veenpakket en de druk van het water gaan drijven of dobberen en terechtgekomen op andere plekken.
    Hierdoor kwam het oorspronkelijke Wiel, nadat het water was gezakt, weer tevoorschijn. Op het eiland Voorne en Putten zijn daar nog enkele voorbeelden van te vinden

Plaats een reactie